Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ja, zij hebben mij [32]gal tot mijn spijs gegeven; en in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven. 32. Of, venijn, vergiftig kruid; iets dat bovenmate bitter en zeer schadelijk was. Zie Deut.29:18, en Deut.32:32; Klaagl.3:19; Hos.10:4; Amos 6:12. Door het water daarvan wordt bittere ellende beduid; Jer.8:14, en Jer.9:15, en Jer.23:15.